Tag Archives: Artikel

Augmented Reality, wat moeten musea ermee?

De vele smartphones, mobiele telefoons met internetverbinding, maken Augmented reality (AR) mogelijk. Ook voor musea. Welke mogelijkheden biedt deze “toegevoegde realiteit” als uitbreiding van de museumbelevenis?
Ervaringen, plannen en adviezen van Mediamatic, Nederlands Architectuur Instituut en Stedelijk Museum.

Eind juni stond de toen gelanceerde U(rban)AR project van het NAi in de top 10 van de downloads. Met de UAR applicatie, mede ontwikkeld door ontwerpbureau IN10, kun je met een smartphone in de hand 350 Rotterdamse gebouwen bekijken. Je richt je telefoon op een gebouw en krijgt over dat beeld niet alleen een laag informatie geprojecteerd maar ook realtime 3D animaties.
Op een plaats waar een gebouw gaat verrijzen kun je al om het – virtuele – gebouw op het scherm heen lopen. Of bij een bestaande landmark als de Euromast ontdek je dat hiervoor eerder ook andere ontwerpen werden gemaakt. Die worden via de UAR over het origineel geprojecteerd.
Bouman merkte dat het idee ook aansloeg bij gemeenten en ook bij architecten. Zij vroegen hoe het werkt en hoe zij mee zouden kunnen doen. ‘Gebruikers gaan verder nadenken over de mogelijkheden van UAR. Het is fantastisch dat je met AR op locatie verhalen kunt vertellen. Je “mobiliseert” zo je museum.’
Voor het ontwikkelen van de techniek investeerde het NAi zo’n twee ton. Een groot deel van de technologie kan opnieuw worden gebruikt, wat de kosten uiteindelijk weer drukt.

Virtuele slaapkamer

Wat gebeurt wanneer je een kunstwerk overal op straat zou kunnen neerzetten? Buiten de muren van een museum? Zonder rekening te houden met de zwaartekracht? Voeg video en audio toe en hoe zou kunst er dan uit zien? Dat maakt de AR tentoonstelling “Ik op het Museumplein” die het Stedelijk samen met MediaLAB en studenten van kunstacademies ontwikkelde, duidelijk. De studenten projecteerden herkenbare vormen (hamers, dino’s) abstracte patronen en teksten over het plein.
Ze gebruikten hiervoor de applicatie Layar voor de iPhone 3GS en bepaalde Android-toestellen.
Met Layar op het beeldscherm kun je trouwens ook zien waar mensen in de buurt Twitteren of van welke plaatsen er foto’s op het internet staan. De informatie wordt over de omgeving heen geplaatst, die zichtbaar blijft via de lens op de iPhone.
Dit AR-project is een van de ARtours die het Stedelijk aan het ontwikkelen is met communicatie- en designbureau Fabrique. De eerste moet binnenkort klaar zijn. Wie door de stad een ARtour volgt kan door de smartphone te richten op getagde plekken informatie opvragen over hedendaagse kunst en design. Ook traditionele achtergrondinformatie. Zo kun je bijvoorbeeld de Harrenstein slaapkamer van Gerrit Rietveld, in bezit van het Stedelijk, op je iPhone bekijken bij de oorspronkelijke locatie op de Weteringschans in Amsterdam. Ook kun je waar dan ook virtueel een tentoonstelling bezoeken.
Of die zelf inrichten of zelf tours ontwikkelen.
Voor het innovatieproject haalde het museum in 2009 een subsidie van half miljoen euro binnen. De subsidie is bedoeld voor innovatieve cultuuruitingen zoals toepassingen van moderne technieken en samenwerkingsverbanden met partijen buiten de culturele sector.
Volgens projectleider Hein Wils van het Stedelijk Museum maakt AR het musea mogelijk om op een nieuwe manier een verhaal te vertellen. ‘De extra laag voegt iets wezenlijks toe aan de belevenis van een tentoonstelling. Hiermee kun je bezoekers verrassen en ze uitdagen tot interactie.’

Identiteit teruggeven

Willem Velthoven, één van de oprichters van Mediamatic en daar nu dagelijks leider en ontwikkelaar van vele mediaprojecten, staat kritischer tegenover AR. Hij vindt het geen goed idee als musea louter subsidie ontvangen omdat ze de noviteit van AR inzien. Beter is het om als museum AR in te zetten als extra reden om door te werken aan de informatiestrategie.
‘Het is een gemiste kans om iets als mainstream-technologie in elkaar te zetten zonder te kijken hoe dit iets bijdraagt aan de gehele tentoonstelling of collectie.’
Ook over Layar heeft Velthoven zijn bedenkingen. ‘Hoeveel mensen zie je werkelijk met de iPhone voor hun ogen door de stad lopen? Velthoven: ‘Layar krijgt veel aandacht omdat het in Nederland is ontwikkeld en een leuk nieuwigheidje is. Alleen: het blijkt verschrikkelijk onhandig in het gebruik.
Zie jij wel ‘ns iemand het op straat Layar gebruiken? Nee, want het is verschrikkelijk onhandig in het gebruik. Maar als innovatiehype heeft het wel een wow effect, dat innovatie stimuleert.
Mij lijkt AR een tijdelijk fenomeen, een tussenfase. Veel AR doet het namelijk niet in een gebouw doordat de GPS (satellietplaatsbepalingssysteem) op mobiele telefoons nog onvoldoende verfijnd is.’ Daarvoor werkt een RFID chip, een zeer kleine chip die gescand kan worden om informatie tevoorschijn te halen – zoals in de OV chipkaart – beter. Of met een QR-code, een barcode af te lezen via de iPhone. Die schakelt daarna over naar een website en tovert dan aanvullende informatie op je telefoon. ‘Gebruik het wow effect dus vooral om mensen te motiveren, om aandacht en om fondsen voor je project te krijgen en – misschien wel het belangrijkste – om gezamenlijkheid in je organisatie te creëren.
Met nieuwigheden krijg je jongere bezoekers het museum in en houd je je bezoekersaantallen op peil.’
Mediamatic paste AR toe bij een weinig toegankelijke opsomming met namen van Amsterdamse joden die in de Hollandsche Schouwburg. Daar vanuit werden ze weggevoerd naar concentratiekampen om niet meer terug te keren. Alleen hun namen bleven bewaard. AR koppelt deze nu aan gegevens – hun beroep, de straat waar zij woonden – om ze zo nog iets van hun identiteit terug te geven.
Hiervoor ontwikkelde Mediamatic speciaal de ikPod reader: een omgebouwde iPod touch van Apple. Die is zo gemodificeerd dat hij de RFID chips kan aflezen achter de namen van in de Hollandse Schouwburg. Ontwikkelingskosten van dit project: rond de € 80.000.

Meedeinen

Volgens Velthoven is het uitschrijven en bewaken van een multimediale strategie een eerste vereiste bij het bedenken van nieuwe media toepassingen. ‘Voorkom dat je grote sommen geld uitgeeft aan eenmalige “hippe” tentoonstellingen waarbij geen data van het bezoek worden bijgehouden, omdat het systeem niet communiceert met dat van de AR. Of – erger – hier totaal aan voorbij is gegaan.
Vraag jezelf ook af wie je bezoekers zijn, wie je website bezoeken.
Virtuele bezoekers staan nu veelal alleen op een mailinglist, maar ze moeten ook lid worden van de gemeenschap van het museum. Zo kunnen ze iets toevoegen en leer je als instelling meer over wie wat mooi vindt. Bezoekers gaan zich hierdoor structureel aan jouw organisatie verbinden. Ze zijn naast meta informatie – het netwerk zegt iets over het netwerk zelf – ook de leveranciers van informatie.

Belangrijk is hoe je collectie multimediaal te ontsluiten zonder teveel redactie te moeten voeren.’
Dat vereist volgens Velthoven:
1. een strategie die de informatiestromen van de bezoekers en het museum in kaart brengt
2. een systeem op dat makkelijk communiceert met de drie pijlers: museumbezoekers museum, websitebezoekers, AR gebruikers. Hierna moeten alle experimenten en georganiseerde tentoonstellingen in de algemene informatie strategie passen.

‘Met een gedegen strategie als basis dein je als museum makkelijker mee op de golven van nieuwe ontwikkelingen in plaats van watertrappelend ten onder te gaan.
De AR projecten van nu zijn de eerste in hun soort. Het verdiepen en uitbreiden van het museumbezoek zal voor komende generaties de normaalste zaak van de wereld zijn. Het multitasken is in hun leven geïntegreerd. In openbare ruimte bekijken we straks niet alleen virtuele kunst bekijken maar we spelen er ook computerspellen. Persoonlijke interesses voert de boventoon, naarmate de nichemarkt de massale markt verdrijft. Iedere leeftijdsgroep geeft een eigen beschrijving bij gebouwen of kunstwerken met -voor het blote oog – onzichtbare graffiti. Het museum voor oude media zal de smartphone exposeren omdat hij inmiddels is vervangen door een minder opvallende bril.

(eerder verschenen in MuseumVisie #3, 2010)